Mobilisatie
Afbeeldingen
Omschrijving
Militairen.
In 1939 mobiliseerde Nederland i.v.m. de dreigende oorlogstoestand. Dit zijn Nederlandse dienstplichtige militairen ingezet in de Maaslinie.
De Maaslinie (Kessel):
In de Maaslinie viel Kessel/Neer in het vak Asten, dat verdedigd werd door een bataljon (3-III-41RI -- 3e bataljon van het 41e Infanterieregiment ) en een gedeelte van een grensbataljon (3-2 BG). Een bataljon had in 1940 ca. 650-800 militairen, veel te weinig dus om dat grote vak te verdedigen.
Vooralsnog kom ik deze eenheden tegen:
De verdedigers (10 mei 1940):
Aan Nederlandse kant werd de Maaslinie in de besproken sector door een beperkte troepenmacht verdedigd. Slechts zes bataljons. Deze waren ingedeeld in vakken, die weer verbonden waren met de Peel-Raamstelling. Deze linie lag tussen de 10 en 20 kilometer achter de Maaslinie.
Het geheel viel onder het bevel van de Peeldivisie, waarvan de commandant [Kolonel L.J. Schmidt] tevens Territoriaal Commandant Noord-Brabant was. De TC zou na het (geplande) vertrek van III.LK en de Lichte Divisie de hoogste militaire autoriteit in Noord-Brabant worden en feitelijk het gehele front alsmede de rest van de provincie onder zich krijgen. Dat voor deze rol geen generaal was aangewezen is vermoedelijk niet eens een verwijzing naar het tekort aan opperofficieren in ons leger, als wel de vooraf weinig hoog ingeschatte kansen van werkelijke effectieve Geallieerde assistentie.
Van noord naar zuid waren de zes bataljons als volgt over de Maaslinie verdeeld: II-26RI [Vak Schaik], 15.GB [Vak Erp], I-41RI en III-26RI [Vak Bakel], 2.GB en III-41RI [Vak Asten].
Bij Asselt - net ten noorden van Roermond tot aan de grens met Belgi - nam het zevende bataljon in de rij, 17.GB, de laatste sector voor haar rekening en deze werd tot het vak Weert gerekend. Hierna viel de verdediging onder het territoir van Limburg [luitenant-kolonel A. Govers].
De Maaslinie was een ijle kazemattenlinie west van de rivier, waar bij de bruggen zwaardere kazematten waren gebouwd. De kazematten tussen de bruggen lagen op relatief grote onderlinge afstand. De meeste waren van het type S-kazemat. De linie had geen enkele diepte, had geen artillerie of luchtafweer ter beschikking, en was spaarzaam voorzien van licht geschut. In feite was het niets meer dan een cordonstelling die voorzien was van lichte versterkingen en prikkeldraad en een zeer ijle bezetting met infanterie.
De Maaslinie had dan ook slechts een vertragende taak. Zij moest de tegenstander zolang mogelijk vertragen zodat gereedstelling in de werkelijke weerstandslinie - de achtergelegen Peel-Raamstelling - kon worden voltooid. In april 1940 was die taak in essentie niet gewijzigd, zij het dat de hoofdmacht in Noord-Brabant van de nieuwe OLZ heimelijk de taak had gekregen direct op aan het eind van de eerste oorlogsdag te verplaatsen naar de Vesting Holland onder achterlating van zes bataljons voor de Peeldivisie. Deze strategische beslissing was niet bekend bij de bevelhebbers aan de Maaslinie; overigens ook niet bij de manschappen die de Peel-Raamstelling moesten verdedigen.
Kessel/ Neer:
In de sector tussen Oijen en Kessel was ook een veerdienst die doelwit was van een Duitse aanval. Ter hoogte van Oijen was IR.6 actief, terwijl tegenover Kessel zelf IR.46 ingezet werd. Aan Nederlandse zijde waren dit respectievelijk 3-2.GB en 3-III-41RI. Het standaard 8-staal kanon was aanwezig bij het veerhoofd.
Bij de smalle sector te Belfeld-Oijen was een zwak punt in de Maasstelling te vinden en die werd uiteraard door de Duitsers aangepakt. Slechts drie kazematten in deze sector konden vuur uitbrengen op de Maas en een licht stuk infanteriegeschut [6-veld] was als enige verdere versterking ingedeeld. De tegenstanders werden enige tijd door vuur van het stuk 6-veld gehinderd, maar een artilleriebombardement op en rond de opstelling van het kanon zorgde na enige tijd voor de onmogelijkheid tot bediening van het stuk. Rond 0830 uur deden de Duitsers een oversteekpoging die slaagde.
Tussen Oijen en Kessel werd door de Duitsers vooral met houwitsers op de kazemattenlinie geschoten, ondersteund door eerstelijns vuur uit mitrailleurs en PAK. Het leidde allemaal tot de uitschakeling van vrijwel alle vuurorganen aan de westzijde van de Maas, maar tot een succesvolle oversteek kwam het desondanks niet. Twee Duitse doden vielen tegenover vijf Nederlandse.[31, 32]
In de sector Kessel-Veer was als eerste de strijd ontbrand. Ook op deze locatie was de 8-staal na enkele schoten uitgeschakeld door een ontzet sluitstuk. Het was daarna aan de infanteriewapens. Ter hoogte van Veer trachtte het 1ste bataljon van IR.46 een oversteek te forceren maar de zwakke pogingen werden keer op keer afgewezen. Het kostte de Duitsers welgeteld een geregistreerde gesneuvelde [32]. Aan de westzijde van de rivier was ook voor n man de strijd fataal geworden, even zuidelijker bij Kesseleik vielen twee Duitse en een Nederlands slachtoffer(s). [31, 32]
Bij Neer, waar de Maas anno 1940 een scherpe bocht maakte, was ook een zwak punt in de verdediging gevonden. Het maakte de Duitsers echter niet tot bovenliggende partij. Een zwakke poging tot overzetting slaagde weliswaar, maar de omliggende Nederlandse weerstandpunten gaven zo fel partij dat van enige uitbreiding van het "bruggenhoofd" geen sprake kon zijn.
Uiteindelijk was het de oversteek bij Belfeld-Oijen die de Nederlanders fataal werd. Men rolde van daaruit de verdediging op. Dat ging overigens nog steeds niet zonder slag of stoot. Er werden aan Duitse zijde aanzienlijke krachten ingezet, en pas ver in de middag kon men het gebied onder controle brengen.
30.ID maakte wellicht weinig indruk qua onverschrokkenheid bij de oversteekpogingen in hun vak, maar de divisie blonk in tegenstelling tot alle overige Duitse eenheden langs de Maaslinie uit in effici ntie. Een geslaagde oversteek werd maximaal uitgebuit en het verlies aan manschappen was verwaarloosbaar (4).
(4) Sommige auteurs verslaan de gevechten zodanig dat de indruk wordt gewekt dat de strijd de Duitsers op gevoelige verliezen kwam te staan. Dat is bij enkele locaties langs de Maas en het Maas-Waalkanaal beslist het geval geweest. Echter op de meeste locaties was er slechts sprake van marginale verliezen, zeker gezien de aard van de strijd waarbij aanzienlijke contingenten aanvallers zich bloot moesten geven.
Ten zuiden van Venlo werd een 20-tons pontonbrug gebouwd, die al op 10 mei volledig operationeel werd. Het zou een sleutelpositie blijven voor de Duitse logistiek in de eerste dagen van de Westfeldzug.
Aan Nederlandse kant werd de Maaslinie in de besproken sector door een beperkte troepenmacht verdedigd. Slechts zes bataljons. Deze waren ingedeeld in vakken, die weer verbonden waren met de Peel-Raamstelling. Deze linie lag tussen de 10 en 20 kilometer achter de Maaslinie.
Het geheel viel onder het bevel van de Peeldivisie, waarvan de commandant [Kolonel L.J. Schmidt] tevens Territoriaal Commandant Noord-Brabant was. De TC zou na het (geplande) vertrek van III.LK en de Lichte Divisie de hoogste militaire autoriteit in Noord-Brabant worden en feitelijk het gehele front alsmede de rest van de provincie onder zich krijgen. Dat voor deze rol geen generaal was aangewezen is vermoedelijk niet eens een verwijzing naar het tekort aan opperofficieren in ons leger, als wel de vooraf weinig hoog ingeschatte kansen van werkelijke effectieve Geallieerde assistentie.
Van noord naar zuid waren de zes bataljons als volgt over de Maaslinie verdeeld: II-26RI [Vak Schaik], 15.GB [Vak Erp], I-41RI en III-26RI [Vak Bakel], 2.GB en III-41RI [Vak Asten].
Bij Asselt - net ten noorden van Roermond tot aan de grens met Belgi - nam het zevende bataljon in de rij, 17.GB, de laatste sector voor haar rekening en deze werd tot het vak Weert gerekend. Hierna viel de verdediging onder het territoir van Limburg [luitenant-kolonel A. Govers].
De Maaslinie was een ijle kazemattenlinie west van de rivier, waar bij de bruggen zwaardere kazematten waren gebouwd. De kazematten tussen de bruggen lagen op relatief grote onderlinge afstand. De meeste waren van het type S-kazemat. De linie had geen enkele diepte, had geen artillerie of luchtafweer ter beschikking, en was spaarzaam voorzien van licht geschut. In feite was het niets meer dan een cordonstelling die voorzien was van lichte versterkingen en prikkeldraad en een zeer ijle bezetting met infanterie.
De Maaslinie had dan ook slechts een vertragende taak. Zij moest de tegenstander zolang mogelijk vertragen zodat gereedstelling in de werkelijke weerstandslinie - de achtergelegen Peel-Raamstelling - kon worden voltooid. In april 1940 was die taak in essentie niet gewijzigd, zij het dat de hoofdmacht in Noord-Brabant van de nieuwe OLZ heimelijk de taak had gekregen direct op aan het eind van de eerste oorlogsdag te verplaatsen naar de Vesting Holland onder achterlating van zes bataljons voor de Peeldivisie. Deze strategische beslissing was niet bekend bij de bevelhebbers aan de Maaslinie; overigens ook niet bij de manschappen die de Peel-Raamstelling moesten verdedigen.
Kessel/ Neer:
In de sector tussen Oijen en Kessel was ook een veerdienst die doelwit was van een Duitse aanval. Ter hoogte van Oijen was IR.6 actief, terwijl tegenover Kessel zelf IR.46 ingezet werd. Aan Nederlandse zijde waren dit respectievelijk 3-2.GB en 3-III-41RI. Het standaard 8-staal kanon was aanwezig bij het veerhoofd.
Bij de smalle sector te Belfeld-Oijen was een zwak punt in de Maasstelling te vinden en die werd uiteraard door de Duitsers aangepakt. Slechts drie kazematten in deze sector konden vuur uitbrengen op de Maas en een licht stuk infanteriegeschut [6-veld] was als enige verdere versterking ingedeeld. De tegenstanders werden enige tijd door vuur van het stuk 6-veld gehinderd, maar een artilleriebombardement op en rond de opstelling van het kanon zorgde na enige tijd voor de onmogelijkheid tot bediening van het stuk. Rond 0830 uur deden de Duitsers een oversteekpoging die slaagde.
Tussen Oijen en Kessel werd door de Duitsers vooral met houwitsers op de kazemattenlinie geschoten, ondersteund door eerstelijns vuur uit mitrailleurs en PAK. Het leidde allemaal tot de uitschakeling van vrijwel alle vuurorganen aan de westzijde van de Maas, maar tot een succesvolle oversteek kwam het desondanks niet. Twee Duitse doden vielen tegenover vijf Nederlandse.[31, 32]
In de sector Kessel-Veer was als eerste de strijd ontbrand. Ook op deze locatie was de 8-staal na enkele schoten uitgeschakeld door een ontzet sluitstuk. Het was daarna aan de infanteriewapens. Ter hoogte van Veer trachtte het 1ste bataljon van IR.46 een oversteek te forceren maar de zwakke pogingen werden keer op keer afgewezen. Het kostte de Duitsers welgeteld een geregistreerde gesneuvelde [32]. Aan de westzijde van de rivier was ook voor n man de strijd fataal geworden, even zuidelijker bij Kesseleik vielen twee Duitse en een Nederlands slachtoffer(s). [31, 32]
Bij Neer, waar de Maas anno 1940 een scherpe bocht maakte, was ook een zwak punt in de verdediging gevonden. Het maakte de Duitsers echter niet tot bovenliggende partij. Een zwakke poging tot overzetting slaagde weliswaar, maar de omliggende Nederlandse weerstandpunten gaven zo fel partij dat van enige uitbreiding van het "bruggenhoofd" geen sprake kon zijn.
Uiteindelijk was het de oversteek bij Belfeld-Oijen die de Nederlanders fataal werd. Men rolde van daaruit de verdediging op. Dat ging overigens nog steeds niet zonder slag of stoot. Er werden aan Duitse zijde aanzienlijke krachten ingezet, en pas ver in de middag kon men het gebied onder controle brengen.
30.ID maakte wellicht weinig indruk qua onverschrokkenheid bij de oversteekpogingen in hun vak, maar de divisie blonk in tegenstelling tot alle overige Duitse eenheden langs de Maaslinie uit in effici ntie. Een geslaagde oversteek werd maximaal uitgebuit en het verlies aan manschappen was verwaarloosbaar (4).
(4) Sommige auteurs verslaan de gevechten zodanig dat de indruk wordt gewekt dat de strijd de Duitsers op gevoelige verliezen kwam te staan. Dat is bij enkele locaties langs de Maas en het Maas-Waalkanaal beslist het geval geweest. Echter op de meeste locaties was er slechts sprake van marginale verliezen, zeker gezien de aard van de strijd waarbij aanzienlijke contingenten aanvallers zich bloot moesten geven.
Ten zuiden van Venlo werd een 20-tons pontonbrug gebouwd, die al op 10 mei volledig operationeel werd. Het zou een sleutelpositie blijven voor de Duitse logistiek in de eerste dagen van de Westfeldzug.
(Bron: http://www.zuidfront-holland1940.nl/index.php?page=maaslinie)
SOUNDUPLOAD_DIR_MP3PL
Informatie
| Datering foto | ca. 1939 - 1940 |
|---|---|
| Fotograaf | |
| Collectiehouder | Agnes Lenders-Linssen |
| Plaats | PLAATS |
| Straat | STRAAT |
| Categorieën |
ZIN_LOPOVK


Opmerking plaatsen